keizersgracht 62-64
1015 CS amsterdam
postadres: postbus 15530 1001 NA amsterdam
t 020 5305500
info@khardzhiev.nl
Nikolai Ivanovich Khardzhiev (1903, Kachovka, Oekraïne –1996, Amsterdam) was een schrijver, kunst- en literatuurhistoricus en kunstverzamelaar. Hij werd geboren en groeide op in Kachovka – een nu Oekraïens stadje dat tijdens zijn leven deel uitmaakte van achtereenvolgens het Russische rijk, de Oekraïense Volksrepubliek en de Sovjet-Unie. Hij studeerde rechten in Odessa (het huidige Odesa) en werkte daar tot eind jaren twintig, vervolgens verhuisde hij naar Leningrad en later naar Moskou – maar zijn wortels lagen elders: zijn vader was Armeens en zijn moeder Grieks. Tijdens zijn leven was Khardzhiev vooral bekend als een gerenommeerd en eigenzinnig literatuur- en cultuurhistoricus. Vanaf de jaren 1990 trok hij ook internationaal de aandacht als verzamelaar van manuscripten en beeldende kunst. Zijn verzameling bestaat uit een fameuze collectie Oost-Europese avant-garde kunst en een rijke verzameling historische materialen en manuscripten van kunstenaars, schrijvers en dichters. Het zijn die verzameling en dat archief waaraan Khardzhiev zijn blijvende bekendheid in de kunstwereld dankt.
Tot Khardzhiev’s collectie horen werken van grote namen: denk aan Kazimir Malevich, Natalia Goncharova, Mikhail Larionov en El Lissitzky. Zijn archief bevat ook cruciale manuscripten van literaire grootheden als Osip Mandelstam en Velimir Chlebnikov. Dat werk verzamelde Khardzhiev niet zonder groot persoonlijk risico te nemen: onder Stalin kon steun voor de avant-garde (die werd aangeduid met het codewoord ‘formalisme’) beschouwd worden als een ‘anti-revolutionaire daad’.
Maar ook na Stalins dood kon het verzamelen van waardevolle kunst en historische materialen leiden tot een veroordeling wegens ‘speculatie’ – een ernstig vergrijp in de Sovjet-Unie. Ook voordat zijn collectie vaste vorm kreeg was Khardzhiev een geziene figuur in Oekraïense, Russische en later ook Sovjet-cultuurkringen. Al tijdens zijn studie verdiepte hij zich in literatuur en kunst, waar hij vanaf zijn achttiende ook over publiceerde in invloedrijke tijdschriften. Hij kende veel avant-garde kunstenaars en futuristen uit de regio persoonlijk. Met Kazimir Malevich en ook met Vladimir Tatlin, een andere sleutelfiguur van de Russische avant-garde, onderhield hij een goede band – wat overigens over en weer verborgen werd gehouden, vanwege de voortdurende onderlinge conflicten tussen de twee kunstenaars.
Zonder dit netwerk van avant-gardisten (en van hun nakomelingen) zou de verzameling ondenkbaar zijn: Khardzhiev verwierf regelmatig werk van bevriende kunstenaars en tot de verzameling horen ook persoonlijke geschenken. Doordat hij in het geheim moest opereren werd de totstandkoming van de verzameling een voedingsbodem voor geruchten dat Khardzhiev ook werken op onrechtmatige wijze verkreeg.1 Van claims is echter nooit sprake geweest en het realiteitsgehalte van die geruchten is intussen niet meer te verifiëren.
In de jaren 1950 ontmoette Khardzhiev zijn tweede vrouw, de ballerina, poppenmaker en kunstenares Lidia Vasiljevna Chaga (1912-1995). Met haar zou hij uiteindelijk ook naar Nederland afreizen. Dat gebeurde in de jaren na de val van de Sovjet-Unie. Khardzhiev had zich intussen gevestigd in Moskou samen met Chaga en zij voelden zich in Rusland niet meer veilig.
Over de waarde van Khardzhiev’s collectie gingen de wildste geruchten en zijn appartement was uiteraard niet beveiligd. Hij besloot naar het westen te vluchten en zijn collectie mee te nemen. Het werd uiteindelijk Amsterdam, waar de 90-jarige Khardzhiev en Chaga in 1993 naartoe reisden, daartoe uitgenodigd via Willem Weststeijn, hoogleraar Slavische Letterkunde, door de Universiteit van Amsterdam. Een groot deel van hun collectie reisde mee. Khardzhiev en Chaga zijn tot hun dood in Amsterdam.
Op Khardzhievs dood volgde een periode waarin het behoud en beheer van de collectie in het gedrang kwam terwijl deze nog onderdeel was van de onverdeelde nalatenschap van Khardzhiev. Toen de collectie in 1998 kon worden ondergebracht in het Stedelijk Museum van Amsterdam en de stichting Khardzhiev de eigendom van de collectie kon aanvaarden, werd het mogelijk om deze donkere periode af te sluiten – al blijft het verlies van enige belangrijke werken uit de collectie een onherstelbare aderlating. Over deze tumultueuze en pijnlijke fase en over de wijze waarop aan die moeilijke tijd een eind kwam, kunt u hier meer lezen.
Op dit moment is de collectie in bruikleen bij het Stedelijk Museum. Op initiatief van de stichting is de verzameling literaire en cultuurhistorische manuscripten overgebracht naar het Russische Staatsarchief voor Literatuur en Kunst (afgekort RGALI) in Moskou.
Op dit moment onderhoudt de Stichting geen banden met dit archief, maar Amsterdam behield een digitale kopie van het gehele archief dat raadpleegbaar is in het Stedelijk Museum en aan de Universiteit van Amsterdam.
1 Dergelijke geruchten bespreken bijvoorbeeld kunsthistorica Aleksandra Sjatskich in Meesters, marodeurs en kunstenaar Sergey Sigal in De Russische avant-garde (zie Stedelijk Museum voor meer informatie over beide bronnen).