keizersgracht 62-64
1015 CS amsterdam
postadres: postbus 15530, 1001 NA amsterdam
t 020 5305500
f 020 5305501
info@khardzhiev.nl
De geschiedenis van de totstandkoming van het archief dat door Khardzhiev werd opgebouwd in weerwil van het moeilijke, om niet te zeggen vijandige politieke klimaat, wordt goed geïllustreerd met een uitvoerig citaat uit de bijdrage van Michael Meylac1 aan de catalogus The Russian Avant-Garde: The Khardzhiev Collection at the Stedelijk Museum Amsterdam:
Khardzhiev haalde zijn eindexamen ‘gimnazia’ (een middelbare school met bijzondere aandacht voor de menswetenschappen) in Kakhovka en verhuisde naar Odessa, de kosmopolitische havenstad aan de Zwarte Zee, waar veel Russische schrijvers, dichters en intellectuelen woonden. Hier studeerde hij in 1925 af aan de rechtenfaculteit van een van de nieuw opgerichte onderwijsinstellingen, hoewel hij van jongs af aan het meest was geïnteresseerd in literatuur en poëzie (in het Odessa van na de Revolutie kon je geen literatuur studeren) en vanaf zijn achttiende als journalist werkzaam was. In 1928 verhuisde Khardzhiev naar Moskou en vond al snel zijn plek in de literaire en artistieke kringen van zowel Moskou als Leningrad (de ware elite, niet die van de sovjets). Hij werd onder de vleugels genomen door Viktor Shklovsky, een van de oprichters van OPOYAZ (de Vereniging voor de Theorie van Poëtische Taal, opgericht in 1916 en aanvankelijk gericht op de studie van futuristische poëzie). Vanaf dat moment werkte Khardzhiev aan de opbouw van zijn onschatbare archief en verzamelde hij materiaal van de Russische avant-garde. De meeste kunstenaars die tot deze beweging behoorden, stonden qua esthetische opvattingen lijnrecht tegenover de staat en de aanvaarde ‘canon’ van het socialistisch realisme die door de officiële sovjetdoctrine aan de kunst was opgelegd. Ze werden vaak politiek vervolgd of stierven in grote armoede en onder ellendige omstandigheden. Het is duidelijk dat als Khardzhiev deze documenten, schilderijen en tekeningen niet liefdevol had verzameld, vele ervan nooit een plek in een museum of staatsarchief zouden hebben gevonden en waarschijnlijk voorgoed verloren zouden zijn gegaan. In de Stalin-tijd werden zelfs de rijkste museumcollecties van impressionistisch werk veel te avant-gardistisch bevonden en weggehouden van het publiek. Hierbij moet nog worden aangetekend dat Khardzhiev het nodige gevaar liep door dit unieke archief aan te leggen. Zelfs het in bezit hebben van werken van kunstenaars die niet alleen als ‘gedegenereerd’ werden beschouwd, maar vaak ook als ‘vijanden van het volk’ naar hun dood in de goelag-werkkampen werden afgevoerd, zou genoeg kunnen zijn geweest om van Khardzhiev zelf een ‘vijand’ te maken.
Over de grote betekenis van het archief schrijft Meylac onder meer:
In de loop van de jaren heb ik Khardzhievs archief langzaam maar zeker
beter leren kennen en groeide mijn verbazing over de fenomenale rijkdom
ervan. In de collectie ontbreekt niet één naam die van belang was in de
Russische avant-garde: Khlebnikov, Burliuk en Kruchenykh, Larionov en
Goncharova (waaronder een klad van haar brief aan Marinetti tijdens diens
bezoek aan Rusland), Filonov en Tatlin, Nina Kogan en Boris Ender, Petr Bromirsky, Vasily Chekrygin en natuurlijk Malevich en Nikolai Suetin (inclusief zijn gedetailleerde, vele bladen omvattende beschrijving van Malevich’ begrafenis). Niet minder belangrijk is het
omvangrijke materiaal over Mandelstam, terwijl zijn vriendschap met Akhmatova en Kharms de collectie verrijkte met gedichten en brieven van hun hand. Tegen deze achtergrond is het materiaal over Vassilisk Gnedov bijzonder te noemen. Dit enfant terrible van de Russische futuristische bohème bracht twintig jaar door in goelag-kampen, overleefde Burliuk en Kruchenykh, en bleef tot de laatste dag van zijn leven poëzie schrijven (op grond van deze collectie kon er in 1992 met Khardzhievs hulp postuum een unieke uitgave van Gnedovs werken worden gepubliceerd).
De stichting heeft de integrale ontsluiting van het Khardzhiev archief gerealiseerd in samenwerking met het Russische staatsarchief RGALI. Na intensief overleg met vertegenwoordigers van het archief en van de Russische overheid, zijn in 2006 en 2011 samenwerkingsovereenkomsten tot stand gebracht, die erin hebben voorzien dat het archief is gereproduceerd op microfilm en raadpleegbaar is in het Stedelijk Museum Amsterdam en het RGALI te Moskou.
1 hoogleraar (Universiteit Straatsburg), dichter en filoloog